Dag lopers,
We vertrokken met 5 opnieuw vanuit Cromvoirt, waar Ruud ons met koffie, kokos- en andere koek op weg hielp voor een 12,9 km tocht door, over, langs en bij de Drunense Duinen. Hank liep niet mee, de berichten over zijn gezondheid verontrusten ons.
Een korte autorit bracht ons naar de Guldenberg, het startpunt voor deze tocht met alsmaar zon, geen wolkje aan de lucht en windstil, zo legden we onze (kilo)meters af.
Cor bracht ons – zoals gebruikelijk – veilig heen en terug. Het 1ste plaatje geeft een totaal verkeerd beeld van het gemak waarmee wij worden vervoerd en het 2e staat in schril contrast met Cors rijvaardigheid.
Natura 2000 stelt niet alleen eisen aan het stikstofgebruik, maar heeft ook invloed op het dierengedrag, zo lazen we.
Over stikstof gebruik gesproken. Na afloop van de tocht heb ik mijn fototoestel pas op zomertijd gezet. Daardoor blijft het de vraag of de foto’s van Harry op de goede plaats gemonteerd zijn. Harry wees ons op de gordiaanse knoop. Het symbool voor stikstof en klimaatpandemie (foto 15).
Deskundigen onder ons repten over een dassenburcht. We bestudeerden de glooiingen, de gaten en legden ze vast. We blijven gissen.
Bij Giersbergen troffen wij het van vorige tochten bekende vrouwtje en de halve Post-NL-bus deed ons Herman D. herinneren, die ons ooit leerde dat dit een bus is, die door de postbezorger geleegd wordt.
Gissen blijft ook of de op-zijn-kop-staande bom (?) en de beschadigde boom er vlak bij iets met elkaar te maken hebben.
Het op de grond liggende paard heeft beslist te veel gegeten van de aangevreten baal. En dan doet de er naast liggende stapel balen het ergste vrezen.
Na een zanderig klimmend-dalend bergcircuit gingen wij aan de lunch, gezeten dan wel gelegen in de zon.
Versterkt konden we het vervolg aan: een vlakte, drassige grond, een balkenbrug en tot slot doorbraken we een kudde, met een verloren “schaap”.
Kortom een geslaagde en zeer gevarieerde tocht.
Ton
Dienstmededeling: Volgende keer starten we bij Cor.
GELEEND
Loonse en Drunense Duinen
In de Loonse en Drunense Duinen vind je bos, heide en vooral veel zand. Het is een van de grootste stuifzandgebieden van West-Europa. De wind kan op veel plekken ongestoord waaien en dat zorgt voor een steeds veranderend landschap. Door het in 1921 aan te kopen is het al 100 jaar beschermd en kunnen we nu nog van deze Brabantse Sahara genieten.
Op de zandvlakte mag je struinen. Er is dus volop ruimte om uitgebreid op pad te gaan. Verwonder je over de ondergestoven bomen, geniet van de tjirpende veldkrekels en les je dorst bij een van de vele cafés of restaurants aan de rand van dit natuurgebied. Wandelen, fietsen of te paard: het kan hier allemaal. Met de wind in je haren en het zand in je schoenen. Misschien kom je de schaapskudde wel tegen. De schapen houden de heide kort en vreten jonge boompjes weg. Zo houden ze het gebied open.
Wat maakt de Loonse en Drunense Duinen bijzonder?
De Loonse en Drunense Duinen heeft nog 270 hectare stuifzand. Dat zand zorgt voor nogal extreme omstandigheden: de bodem is droog en voedselarm. Het verschil in temperatuur tussen dag en nacht kan oplopen tot wel 50 graden Celsius. Dat zorgt voor een unieke flora en fauna. De dieren en planten hebben zich aangepast of voelen zich juist thuis bij droogte, schraalheid en temperatuurschommelingen. Zandzegge en diverse korstmossen, bijvoorbeeld. En de levendbarende hagedis, zandloopkevers en zandbijen. Allemaal soorten die houden van zand.
Hoe komt dat zand in de Loonse en Drunense Duinen?
In de laatste IJstijd bliezen de poolwinden zand vanuit het noorden naar Brabant, waar het in dikke pakketten bleef liggen. Lange tijd was deze zandvlakte met oerbossen bedekt. Tot in de veertiende eeuw de bomen werden gekapt door mensen. Die gebruikten het hout als brandstof. De kale vlakte vulde zich met heide, waar de boeren hun vee op liet grazen. Deze intensieve begrazing en het plaggen van de bodem putte de bodem uit. Hierdoor kreeg het zand vrij spel. Lange tijd was het zand een groot probleem voor de bewoners. Dorpen en akkers dreigden eronder te verdwijnen. Er werden bomen aangeplant, die het oprukkende zand een halt moesten toeroepen. Daarvan zie je vandaag de dag nog de sporen: vind de ondergestoven bomen die alleen met hun kruinen nog boven de zandheuvels uitpiepen.
DASSENBURCHT
De das leeft onder de grond in een uitgebreid gangenstelsel met verschillende kamers dat ook wel dassenburcht, burcht, eerd, bouw of wrang word genoemd.
De gangen hebben een doorsnede van ongeveer 30 cm. Deze lopen naar, en verbinden, de vele kamers van zo’n 50 cm doorsnede. Er zijn ook gangen die doodlopen. De kamers die in gebruik zijn worden gestoffeerd met nestmateriaal waar de dassen overdag in slapen. Dit nestmateriaal kan bestaan uit gras, stro, bladeren, varens en mos. Dit wordt door de dassen tussen kin, borst en voorpoten geklemd en achterstevoren het hol in gesleept.
In een kamer kunnen, door het formaat, maar 2 hooguit 3 dassen slapen. In het voorjaar kan een kamer ook worden gebruikt als kraamkamer voor de zeug om de jongen te werpen en groot te brengen. De kraamkamer ligt bijna altijd dicht aan de oppervlakte vlakbij de uitgang van een hol.
Het zand dat uit de dassenburchten is gegraven vormt voor de holopeningen grote stortbergen. Deze stortbergen kunnen kolossale afmetingen hebben. Er zijn stortbergen gemeten met een inhoud van wel 35 kubieke meter! De holopeningen en stortbergen van dassenburchten zijn trechtervormig en zo geplaatst dat ze de burcht optimaal ventileren. Geuren van de vijanden van de das (mens, hond, wolf, beer) worden zo diep in de burcht naar de dassen gevoerd. Ze weten zo al, terwijl ze zelf nog onder de grond zijn, of de kust veilig is.
Dassenburchten bestaan meestal uit verschillende lagen (verdiepingen). Dit kan tot wel 4 meter diep zijn. Bij gevaar door bijvoorbeeld stropers die de burcht uitgraven, of een hondje dat in de burcht indringt, kunnen de dassen zich diep in de dassenburcht terugtrekken zodat ze hun veilige hol niet hoeven te verlaten.