Dag allen,
Geen app en toch waren we met 6 bij Cor voor koffie en versnaperingen. De weersvoorspellingen beloofden dat het droog bleef. Dus op weg naar Heeze, voor een tocht van 13,1 km. Om Heeze uit en later weer in te gaan moesten we over verharde wegen lopen. De overige 12(?) km liepen we over zachte (vaak bos-) paden.
Hoewel het gebied bekend was en we enkele gebouwen (zoals het kasteel en de duiventoren) herkenden: een gloednieuwe nieuwe tocht. In een gepaste corona-opstelling betraden we de kasteelgronden. Fraaie kasteelgronden met schitterend uitgebotte rododendrons; een sobere ophaalbrug gaf toegang tot de personeelswoningen.
Prachtige natuur. Meestal zon en toen tijdens de lunch regen dreigde en er even later enkele grote druppels vielen, bleek dat we de regenzeilen onnodig hadden aangetrokken. Tijdens de tocht passeerden dan wel ontmoetten we diverse malen de Sterkselse Aa, fris helder water meanderend stromend door het landschap. Naast bospaden open stukken, tere bloemen en een aan de jacht ontkomen reetje, Leerzame teksten en boeken vergroten het culturele gehalte van deze tocht.
Een tocht vol tegenstellingen: robuuste zwarte runderen, tere bijenhotels, poelen met zacht kwakende kikkers, doorkijkjes en een duivenlustoord. En even later treffen we nagenoeg geheel witte kalfjes. Of de robuuste runderen aan het begin van de tocht hier debet aan zijn konden we niet achterhalen.
Het is ook een vreemd gebied: Er huizen minstens 25 brandweerwagens. Na een kilometer of 7 streken (zegen) we neer voor de lunch en de regendruppels, die ik eerder al aankondigde.
Het frisse jonge groen en de al genoemde Sterkselse Aa leidden ons naar de straten van Heeze, waar Cor een ijssalon wist. Deze kennis benutte hij, door ons te trakteren en we konden kiezen 1,2,3 of 4 bollen. We kozen allen voor 2 en met veel dank aan Cor voor de tocht, voor het ijs en de autorit sloten we deze dag af.
Ton
Dienstmededeling: Volgende keer start bij Ton en Harry is met vakantie.
Bron van de wandeling: KlikPrintenwandel.nl: Naar de Kapellerput
GELEEND:
Heeze (Brabants: Héésj): Het maakte tot de tijd van de Bataafse Republiek deel uit van de heerlijkheid Heeze, Leende en Zesgehuchten. Vanaf het begin van de 19e eeuw was het een zelfstandige gemeente, en sinds 1997 is Heeze een onderdeel van de gemeente Heeze-Leende.
Heeze wordt vanwege de vele natuur, waaronder de Herbertusbossen en de Strabrechtse Heide de Parel van Brabant genoemd. In 2021 had het dorp 9.945 inwoners. In Heeze ontstaat de Kleine Dommel uit een samenvloeiing van de Groote Aa en de Sterkselse Aa. Heeze is bekend vanwege zijn kasteel en de bossen daaromheen.
De naam ‘Heeze’ betekent: ‘Laag struikgewas’. De naam ‘Heeze’ is afkomstig van het Oergermaanse woord *haisjô, dat ‘jong beukenbos’ of ‘kreupelhout’ betekent.
In 2016 is een urnenveld blootgelegd ten zuiden van het centrum van Heeze, waar de nieuwe wijk ‘de Bulders’ zal komen. Het veld dateert uit 1000 voor Christus. Vanaf de middeleeuwen valt de geschiedenis van Heeze deels samen met die van het Kasteel Heeze, voorheen het Huis Eymerick. In het begin van de 12e eeuw was al sprake van de heerlijkheid Heeze, Leende en Zesgehuchten.
Heeze genoot in de 19e eeuw bekendheid als herstellingsoord voor ooglijders. Voor de maandenlange behandeling van de talrijke ooglijders was veel logiescapaciteit nodig en het dorp kende daarom relatief veel hotels en pensions. Dit gevoegd bij de goede verbinding met Eindhoven zorgde ervoor dat schilders op zoek naar motieven uit het Brabantse boerenleven Heeze als woon- en werkplaats kozen. Het armoedige boerenbestaan werd om zijn eenvoud en authenticiteit geïdealiseerd door schilders als Paul Joseph Constantin Gabriël, Jacob Ritsema en August Allebé.
De bloeitijd van Heeze als schildersdorp viel in de periode 1910-1920. Roland Lary, Suze Robertson, Walter Castle Keith, Lammert van der Tonge, Nicolaas Bastert, Willy Sluiter en Jan Sluijters hebben korte of lange tijd in Heeze gewerkt.
Kapellerput
De Kapellerput is de naam van een voormalig klooster op een landgoed dat bestaat uit naaldbos, wat heide en enkele vennen waarvan één met de naam Kapellerput. Aan dit ven is een legende verbonden. Ooit heeft er een kapel, gebouwd door monniken, op de plek van het ven gestaan. Zwarte Narob, een roofridder die het vooral op kloosters had gemunt heeft de kapel met rust gelaten omdat een monnik van deze kapel zijn dochter gevonden had die in de bossen verdwaald was. Omdat de moeder en dochter regelmatig gingen bidden in de kapel ontstak de roofridder hierover zo in woede dat hij de kapel toch ging plunderen. De moeder en dochter vluchtten via een onderaardse gang. Terwijl de mannen van de roofridder de kapel begonnen te plunderen spleet de aarde open en verdwenen zowel de kapel als de plunderaars in de diepte.